oktober
2018
Gepubliceerd door Justine Pardoen in Onderzoek
De rol van media bij aandachtsproblemen (adhd) is nog onbegrepen
Onderzoekers van de UvA pleiten voor een systematische reeks van empirische studies naar de relatie tussen mediagebruik en ADHD.
Tussen het mediagebruik van kinderen en ADHD-gerelateerd gedrag bestaat een relatie, maar die is statistisch klein. Dit blijkt uit een uitgebreide review van de bestaande wetenschappelijke literatuur op dit terrein, uitgevoerd door onderzoekers van het Center for research on Children, Adolescents and the Media (CcaM) van de UvA. Uit hun review komen tevens de tekortkomingen naar voren in het onderzoek tot dusver.
Nog altijd veel onbekend over relatie mediagebruik en ADHD bij kinderen
Er is nog veel onbegrepen. Zo wordt de rol van tempo (pacing) in mediaprogramma’s en die van gewelddadige content nog altijd niet goed begrepen. Ook over de invloed van individuele verschillen tussen kinderen – onder meer in ontwikkeling, temperament en sociale factoren – is nog weinig bekend. De onderzoekers pleiten voor meer systematisch onderzoek naar de relatie tussen mediagebruik en ADHD.
De diagnose ADHD werd de afgelopen decennia steeds vaker gesteld bij kinderen en adolescenten. Zorgverleners en ouders denken dat ze in hun praktijk zien dat mediagebruik een oorzaak is van de toename van ADHD. Maar de mate waarin beeldschermgebruik en ADHD verband met elkaar houden is nog altijd een punt van discussie onder wetenschappers.
Oorzaak of gevolg?
De CcaM-onderzoekers Ine Beyens, Patti Valkenburg en Jessica Taylor Piotrowski hebben een overzicht gemaakt van veertig jaar wetenschappelijke literatuur over de relatie tussen het mediagebruik van kinderen en adolescenten en ADHD-gerelateerd gedrag (zoals aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit). Er lijkt wel een relatie te zijn tussen mediagebruik en ADHD-gerelateerd gedrag, die wel weer afhangt van het type kind (jongen/meisje en al of niet aanwezige agressieve trekken). Hoe die relatie precies in elkaar zit, is nog niet duidelijk. Ze stellen dan ook voor dat toekomstig onderzoek zich meer richt op het zoeken naar de oorzakelijke relatie (causaliteit), onderliggende mechanismen en individuele verschillen in gevoeligheid.
“In het onderzoek tot nu toe is nog maar weinig aandacht uitgegaan naar causaliteit in de relatie tussen mediagebruik en ADHD. Hierdoor blijft het onduidelijk of mediagebruik een oorzaak of juist een gevolg is van ADHD-gerelateerd gedrag bij kinderen, of beide“, vertelt Beyens.
Individuele verschillen
Ook moet er meer onderzoek gedaan worden naar de rol van gewelddadige media-content en pacing (dat is het tempo van media-content) in het ontstaan van ADHD-gerelateerd gedrag. En naar verbanden tussen verschillende soorten mediagebruik en executieve vaardigheden die worden gelinkt aan ADHD-gerelateerd gedrag, waaronder werkgeheugen, inhibitie en aandacht, vinden de onderzoekers. Daarnaast is het volgens de onderzoekers van belang dat verder bewijs wordt vergaard voor mogelijke verschillen tussen kinderen in gevoeligheid voor media-effecten op ADHD tussen kinderen. De ontwikkeling van een kind, zijn of haar karakter en de sociale context waarin het opgroeit, zijn van invloed op het soort media (en het soort media-content) die het kind gebruikt en hoe het hierop reageert. “Die individuele verschillen zijn cruciaal om te kunnen bepalen wie vooral gevoelig is voor media-effecten en wie niet. Alleen met meer empirisch onderzoek wordt het mogelijk om de media-ADHD-relatie beter te begrijpen”, legt Beyens uit.
Het onderzoek is hier te downloaden.
Bron: persbericht UvA